Uit recent onderzoek van de Erasmus Universiteit blijkt dat jongeren met een migratieachtergrond een grotere kans hebben om aangemerkt te worden als verdachte van een strafbaar feit.
Uitkomst: twee tot drie keer grotere kans om verdachte te zijn
De onderzoekers concluderen dat crimineel gedrag onder jongeren met een migratieachtergrond wordt uitvergroot in de politiecijfers, terwijl het criminele gedrag van jongeren met een Nederlandse achtergrond naar verhouding onderbelicht blijft. Het onderzoek toont aan dat jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond een twee tot drie keer grotere kans hebben om geregistreerd te staan als verdachte van een strafbaar feit dan autochtone jongeren die hetzelfde soort strafbare feiten plegen. Verder hebben jongeren uit stedelijke gebieden hebben een grotere kans dan jongeren uit rurale gebieden. Tot slot hebben jongens een grotere kans om bij de politie in beeld te komen dan meisjes.
Methode: zelfrapportage vergeleken met politiedata
De onderzoekers maakten gebruik van langlopend wetenschappelijk onderzoek waarin jongeren zelf aangeven hoeveel crimineel gedrag ze plegen. Deze zelf gerapporteerde criminaliteit vergeleken de onderzoekers met de verdachtenregistraties van de politie. Zo konden ze zien of jongeren die zelf aangeven dat zij strafbare feiten plegen, ook daadwerkelijk als verdachte bij de politie terecht komen. Ook konden de onderzoekers op deze manier hetzelfde soort delicten met elkaar vergelijken.
De onderzoekers wijzen erop dat sommige jongeren mogelijk niet eerlijk verklaren over hun criminele gedrag. Dit werd gemeten met een aantal controlevragen. De antwoorden van jongeren die op deze controlevragen te hoog scoorden werden in het onderzoek niet meegenomen.
Verklaring: etnisch profileren door politie en burgers
De uitkomsten werden gecorrigeerd voor sociaaleconomische positie, het wonen in een verstedelijkte omgeving, hangen op straat, het gebruik van drugs en alcohol en voor verschillen in crimineel gedrag. Ook ná deze correctie blijft er een groot verschil in kans over (twee tot drie keer) om door de politie als verdachte gezien te worden. Volgens de onderzoekers hangt dit verschil in kans geheel samen met de etniciteit van jongeren.
In de verklarende analyse nemen de onderzoekers aan dat de etnische ongelijkheid ontstaat “onder invloed van etnisch profileren vanuit de politie en eventueel ook onder burgers, die immers in hoge mate bepalen welke criminaliteit wordt aangegeven.” Ze wijzen erop dat de zelfrapportages van jongeren geen informatie bevatten over de zichtbaarheid van gepleegde delicten. Hoe zichtbaarder een delict, hoe groter de kans dat je bij de politie in beeld bent. Deze informatie was helaas niet beschikbaar.
De onderzoekers pleiten er in de aanbevelingen overigens voor om de discussie over etnisch profileren te verbreden. Het gaat niet alleen over selectiebeslissingen die agenten maken op straat, maar ook over de manier “waarop een agent reageert wanneer een jongere boos wordt, geen respect toont, of niet meewerkt”. Ook dit “lijkt samen te hangen met de sociale kenmerken van deze jongere, zoals gender, opleidingsniveau en etnische achtergrond.”